Hoe is de Jefkes-stoet samengesteld ?

Die stoet werd waarschijnlijk gemodelleerd  in de stijl van het marcherende leger van Napoleon Bonaparte, dat lag in 1839 bij de heroprichting van de Jefkes nog vers in het geheugen. Vandaar bijvoorbeeld de witte broeken en trommels en fluiten aan de kop van de stoet en de prominente rol van ruiters.

In 1975 publiceerde Willy Brumagne een synthese van de samenstelling van de Jefkesstoeten in “Brabantse Folklore” nr 206, pag. 194-196. We hernemen hieronder de oorspronkelijke tekst, aangevuld met enkele hedendaagse voetnoten. Van Pekes en Mekes is in die beschrijving geen sprake, ondermeer omdat nr 2 nog geen Mamers had en nr 1 pas enkele jaren later de Mekes (her)oprichtte. Die werden ten gepasten tijde  in de stoet geplaatst tussen de Jefkes en de “dignitarissen” en  notabelen.


De jonkmansgilden van Leefdaal

door Willy Brumagne


Geschiedenis van twee uitzonderlijke verenigingen

Te Leefdaal bestaan nog twee gilden die uitsluitend vrijgezellen als leden tellen; het zijn de enige in hun soort in België. De oudste – haar naam is nummer één – werd heropgericht in 1839.

Over haar voorgeschiedenis is weinig bekend; wellicht ontstond ze, zoals zovele andere, in de 17e eeuw. Maar zij alleen overleefde de ordonnanties van Filip V, die in 1701 alle gilden voor ongehuwden verbood, de « canonike remediën » van de geestelijkheid, die ze brandmerkten als haarden van bandeloosheid, en de decreten van de Franse republiek, die in 1796 alle gilden verbood. 

Een jaar na de wederoprichting van de gilde ontstond de oudste muziekvereniging van de streek, de Philharmonie. Beide verenigingen zijn, vooral sinds de eeuwwisseling, steeds nauw met elkaar verbonden gebleven.

Gilde en muziekvereniging volgden, in de 19e eeuw, een selectieve ledenpolitiek : het lidmaatschap was een voorrecht en de contributie zeer hoog. Dit was, samen met bepaalde familieveten, de oorzaak van het oprichten, in 1875, van een nieuwe muziekvereniging, de St.-Lambertusfanfare, en, in 1902, van een nieuwe jonkmansgilde, beiden bekend onder de naam « nummer twee ».

De rivaliteit tussen beide kampen is, ook op het gebied van de gemeentepolitiek, steeds groot geweest. Deze wedijver heeft gelukkig tot gevolg gehad dat de beide gilden, in het begin van deze eeuw, een zeer grote bloei kenden en ook dat zij tot nu zijn blijven voortbestaan.

* Feest in het dorp !

Het doel van de jonkmansgilden is ontspanning te bezorgen aan haar leden : hun voornaamste bezigheid is de jaarlijkse koningsschieting.

Tot in het eerste kwart van deze eeuw was dit feest zeer uitgebreid : het duurde (minstens) vier dagen.
Op zaterdag werd de hoge wip of gaaipers in orde gebracht. ’s Anderendaags in de voormiddag, greep de koningsschieting met de handboog plaats; in de namiddag werden de bevriende herbergen bezocht en de dag eindigde op de dansvloer.
Op maandag werd een schutterswedstrijd gehouden met als prijzen typische rode zakdoeken(1) en op dinsdag werd afscheid genomen van de wip met een grote rondedans. Dit afscheid belette echter niet dat de volgende dagen soms verder gevierd werd.

Thans zijn slechts de feestelijkheden op de dag der eigenlijke koningsschieting gebleven. Na de hoogmis(6) worden in stoet de koning, de gemeenteoverheid en de kasteelheer van Leefdaal afgehaald. Allen samen gaat het naar de schuttersweide.

Vooreerst wordt de koningsvogel secuur op de wip geplaatst. Dan volgen de begroetingen van de overheidspersonen, de begroeting door de ruiters van de wip en het vlaggezwaaien. De eigenlijke schieting begint met de drie ereschoten van de overheidspersonen en van de koning.

1950 – vendelier met trommelaar; op de achtergrond hoofdman en koerier te paard, een piekenier die niet te best meer te been is en rechts naast de trommelaar staat graaf de Liedekerke (met hoed) statig te kijken.

Laat de koning de kans voorbijgaan, dan treden alle kandidaten tegelijk mede in het strijdperk. Het koningsschot wordt op gejuich onthaald en de klok in de kerktoren verkondigt het blijde nieuws aan het ganse dorp : de koning is dood, leve de koning. De nieuwe koning krijgt plechtig de zilveren breuk omhangen en mag de hulde van zijn gezellen in ontvangst nemen. Hij wordt daarna stoetsgewijs naar huis gebracht.

1991 – de nieuwe koning

De koning, die er in slaagt in drie opeenvolgende schietingen de titel te veroveren, wordt tot keizer uitgeroepen.

* Kleurige stoeten !

De kledij van de gildebroeders is typisch 19e-eeuws : witte pantalon – denk aan de soldaten van Napoleon ! – gewoon jasje(2) en platte, ronde, strooien hoed – ach, Maurice Chevalier – met rode band. De dignitarissen(3) dragen een rode sjerp rond de lenden en een rode pluim (vogel) op de hoed.

De stoet wordt geopend, te paard, door de kapitein – met witte hoedband, pluim en sjerp en een symbolische boog op de rug, – en de koerier met symbolische pijl, die als taak heeft de aankomst aan te kondigen.

Achter beide ruiters volgt de bevriende muziekvereniging. Het gewone voetvolk sluit aan op twee rijen, één aan elke zijde van de weg. Elke rij wordt voorafgegaan door een deurwachter, met wandelstok, die de broeders de toegang tot de herbergen moet beletten. Als wijze maatregel om het drankmisbruik te verminderen, wordt het bier buiten opgediend.
Tussen de rijen stappen de « piekeniers » die met een hellebaard de orde handhaven, en rijdt(4) de vaandrig. Het oudste vaandel werd vervaardigd uit lappen zijde, gesneden uit oude feestkledij van de kasteelvrouw.

1966 deurwachters met wandelstok en klasssiek jefkeskostuum vooraan; de ruit(st)er laat de aloude vlag dragen door een Jefke in het nieuwe uniform.

Vier dignitarissen sluiten de stoet der jonkmans : de schrijver – met zwarte vogel op de hoed, – de kassier, de koning – met zilveren vogel op de hoed en met de breuk, – en de boetmeester met zwarte steek en kleine lederen tas.

Gemeenteoverheid en kasteelheer sluiten bij de stoet aan. Zij gaan de helpers vooraf : de pijldragers, die een grote, tenen hoed dragen; de knaap(5) met witte voorschoot, en de vogeldrager, die de koningsgaai torst.

* Epiloog

De jaarlijkse koningsschietingen van de jonkmansgilden zijn gebeurtenissen van uitzonderlijk folkloristisch belang. Zij grijpen plaats op de twee zondagen na 24 juni maar… als U ze wenst bij te wonen, vraag dan te Leefdaal niet naar de jonkmansgilde. U riskeert niet begrepen te worden. Te Leefdaal kent men slechts de « Jefkes » ! Is Sint Jozef niet de patroon der vrijgezellen ?


(1) rood met witte bolletjes, nu nog in gebruik als halsdoek door de Pekes
(2) sinds 1966 dragen de Jefkes van nr 1 geen jasje of vest meer maar enkel een wit hemd met plastron (een zwarte bij nr 1, een rode bij nr 2). De “strooien hoed” is ook gekend als de “tits
(3) de (voornaamste) bestuursleden
(4) of stapt, bij gebrek aan paard en ruiter
(5) de « knaap » heeft als voornaamste taak om drank in de herbergen op te halen en aan de dorstige Jefkes uit te delen. De Jefkes mochten immers zelf de (talrijke!) herbergen niet betreden. Ook die functie is momenteel “obsolete”: wegens het ontbreken van herbergen gaat een drankkar thans de stoet vooraf om aan vooropgestelde stopplaatsen de dorstigen te laven.
(6) Op zondag was er een “vroegmis” (circa 6u30), een “8-urenmis” en een “hoogmis” (circa 10u). In de namiddag om 14u was er bovendien nog een “lof met rozenkrans”, soms “met kruisweg”. De kerk was te klein om alle gelovigen op 1 en dezelfde misviering uit te nodigen, en de parochie beschikte over 3 full-time priesters: de pastoor, de onderpastoor en de priester-directeur van het nonnenklooster. Die zorgden ook nog voor misvieringen in de Sint-Verona kapel.

Antwoord op deze reactie

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.