1904 De Blankaartschutters (tot 1924)
Hun wip stond op de wijk Blankaart in een weide van de familie De Keyn. Elk jaar organiseerden zij een teerfeest en voor hun financiering een concert en/of een muzikaal toneelspel. Een koor van een dertigtal gelegenheidszangers opende het feest met een lied geschreven en getoonzet door Louis Michiels, die eveneens toneelstukken schreef. Zij leunden allicht aan bij de Filharmonie en waren de facto een voortzetting van “de Jefkes en Pekes” maar van een palmares van koning-schietingen is er voorlopig geen spoor.
In 1924 werd de wip in de Blankaart verkocht; 2 jaar later zou de “Onafhankelijke Wipmaatschappij” gesticht worden die bewust losstond van nr 1 en nr 2 en die opnieuw de aloude schuttersweide langs de kasteeldreef zou gebruiken.
Bron
- Willy Brumagne, De Horen 1999, nr 4 pagina 182-183
- Willy Brumagne, nota’s van gesprekken met Louis Trappeniers
- boek van Dorine Michiels
- archief van de familie
Het lied van de Blankaartschutters
tekst en muziek: Louis Michiels
Beste vrienden, Blankaartschutters,
het is vandaag ons groote feest
dat wij vieren al te gader
door zang en vreugd’ om het meest.
Laat onz’ stemmen blijde klinken
over dal, in veld en bosch,
laat de vreugde ons omringen
vandaag schieten w’er op los.
Refrein:
Wij zijn wippers, Blankaartschutters,
’t wipschieten is ons vermaak.
Als de pijl snort van de peze,
omhoog naar den ijz’ren staak,
ach, hoe popelt dan ons herte
als hij raakt den ijz’ren prang
en velt hij den hoogsten vogel
dan is het gejoel, gezang.
Want ons wipke en ons boogske
zijn zoo zeer van ons bemind
en ons pijlke en ons vogelke
zijn bei onzen besten vriend.
Zie de wip daar ginder pralen
hoog verheven in de lucht,
weerkaatst in de zonnestralen
gelijkend op een vogelvlucht.
Zie dien schonen, trotsen hooge
prijkend in den hoogsten top
en de kal’kes van terzijde
steken fier hun koppe op!
Zie daar komen vele mannen
met hun boog en pijl in d’hand
om den prijskamp te beginnen,
den hooge doen bijten in ’t zand.
Het commando wordt gegeven
Klits! Klets! Boem! Daar valt hij neer!
Nu is deze hand’ge schutter
op de aard een koning meer!
Zeek’ren zondag sprak een schutter (1)
” ‘k Ga eens schieten”, tot zijn vrouw,
“zeker is ’t dat ik den hooge
van zijn ijz’ren stengel houw!”
’s Avonds vroeg zijn vrouwtje seffens:
“Zeg, manlief, hebt gij nu iets?”
“Och, Fientje”, sprak hij gans beteuterd,
” ‘k Schiet schoon, ‘k schiet goed doch … ik schiet niets.”
Nu voor ’t laatste, beste vrienden,
‘k schei er met m’n dichten uit.
‘k Hoop dat ’t ieder zal bevallen,
zoniet, zeg het dan maar luid.
Wilt gij een ‘Bravo” mij geven,
klap dan allen in de hand,
dan ben ik, met de Blankaartschutters,
zeer tevreden en plezant.
(1) Naar eigen zeggen doelde Louis Michiels op zijn schoonvader Joannes Ferdinandus Sevenants, een gareelmaker met de bijnaam “Spoinke” en tevens uitbater van “Café à l’Harmonie”